Meldingsplicht

Als algemeen principe kan worden gesteld dat de detective gehouden is tot een discretieplicht en gebonden is door het beroepsgeheim met betrekking tot gegevens die uit zijn opsporingen blijken.
Op dit principiële verbod om inlichtingen en feiten aan derden door te spelen, bestaan echter enkele belangrijke uitzonderingen. In bepaalde gevallen zijn alle privé-detectives onderworpen aan een meldingsplicht. Daarnaast bestaat er een aparte meldingsplicht voor de Belgische detective-correspondent ten aanzien van tekortkomingen van de in het buitenland gevestigde detective die in ons land een fictieve vestigingsplaats heeft gekozen.

Algemeen geldende meldingsplicht inzake inlichtingen
Deze meldingsplicht bestaat erin dat de privé-detective inlichtingen moet verschaffen indien de minister van Binnenlandse Zaken, de minister van Justitie of de gerechtelijke overheden hierom verzoeken. De detective is verplicht hierop zonder verwijl te antwoorden wanneer het verzoek aan bepaalde voorwaarden voldoet. De overheid kan van deze bevoegdheid bovendien alleen gebruik maken in welbepaalde gevallen.

1° Formele voorwaarden
De detective mag alleen ingaan op het verzoek wanneer het beantwoordt aan volgende twee vereisten. a. De inlichtingen moeten vooreerst betrekking hebben op een uitgevoerde of een lopende opdracht van de privé-detective. Men mag aannemen dat ook informatie verkregen naar aanleiding van een opdracht onder deze meldingsplicht valt. De overheid kan de privé-detective op grond van deze bepaling echter niet vragen aanvullende inlichtingen in te winnen over informatie die hem reeds bekend was. Ook informatie aangaande komende opdrachten valt niet onder deze meldingsplicht. Met deze beperking heeft de wetgever willen vermijden dat de detective door bepaalde overheden zou worden ingezet voor het verzamelen van inlichtingen.
b. De privé-detective mag op deze vraag om inlichtingen enkel antwoorden voor zover de personen die belast zijn met het inwinnen van deze inlichtingen, in het bezit zijn van een specifiek mandaat. Zonder het vereiste mandaat inlichtingen meedelen aan een politiebeambte is onwettelijk. De detective is immers gehouden tot een beroepsgeheim dat alleen in zeer specifieke gevallen terzijde kan worden geschoven. Dit mandaat wordt verleend door de minister van Binnenlandse Zaken, de minister van Justitie of de gerechtelijke overheden, elk in het kader van hun bevoegdheid. Het mandaat is tijdelijk en specifiek: het geldt enkel voor een bepaald, in het mandaat met name aangeduid dossier. Het gaat hier dus niet om een algemene en blijvende legitimatie.

2° Inhoudelijke voorwaarden
De verschillende overheden mogen van deze bevoegdheid slechts onder strikte voorwaarden gebruik maken. a. Het verzoek kan alleen betrekking hebben op inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de nationale veiligheid, de handhaving van de openbare orde en het voorkomen of opsporen van strafbare feiten.
b. Iedere overheid mag die inlichtingen slechts opvragen in het kader van haar bevoegdheid. Dit wil zeggen:
  • de minister van Justitie in het kader van de bescherming van de nationale veiligheid;
  • de minister van Binnenlandse Zaken in het kader van de handhaving van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten;
  • de gerechtelijke overheden (parket en onderzoeksmagistratuur) in het kader van het opsporen van strafbare feiten.

c. De overheid mag van deze bevoegdheid overigens geen gebruik maken met andere dan de hierboven vermelde doelstellingen.

3° Verplichting tot antwoorden
De detective moet onverwijld antwoorden op elk verzoek dat aan de formele voorwaarden voldoet. Voldoet de vraag om inlichtingen niet aan de eerder inhoudelijke voorwaarden dan mag de detective niet weigeren op het verzoek in te gaan. Het is niet zijn taak om te beoordelen of de vraag van de overheid aan deze voorwaarden beantwoordt; meestal is hij zelfs niet in staat dit te verifiëren. Wanneer later mocht blijken dat de overheid haar bevoegdheid te buiten is gegaan dan kan de eventuele benadeelde dit opwerpen voor de rechter.
De wet verplicht de detective te antwoorden op elke regelmatige vraag om inlichtingen. Dit betekent geenszins dat hij inzage moet of mag verlenen in zijn dossiers. Een (mondeling of schriftelijk) antwoord dat binnen de perken van de gestelde vraag blijft, volstaat. Wanneer de detective toch inzage zou verlenen in dossiers dan schendt hij zijn discretieplicht.

Meldingsplicht inzake misdrijven
De detective moet bepaalde feiten dadelijk moet meedelen aan de procureur des Konings van het rechtsgebied waar die feiten zijn gepleegd.

1° In welke gevallen?
Deze bijzondere meldingsplicht geldt normaal in twee specifieke gevallen:

  • de detective wordt door zijn opdrachtgever belast met opsporingen en onderzoeken naar misdaden of wanbedrijven;
  • de detective krijgt tijdens zijn activiteiten kennis van feiten die misdaden of wanbedrijven opleveren, zonder dat deze feiten het voorwerp uitmaken van diens opsporing.

Deze verplichting is dus niet van toepassing op misdrijven waarvan de detective kennis krijgt buiten het kader van zijn beroepswerkzaamheden. In dit geval blijft de algemene meldingsplicht gelden.

2° Wanneer?
De privé-detective moet dadelijk -bedoeld wordt onmiddellijk nadat hij ervan op de hoogte is- het misdrijf melden.

3° Op welke wijze?
Verder vereist de wet uitdrukkelijk dat de privé-detective de procureur des Konings schriftelijk op de hoogte brengt. De melding kan op geen andere wijze geschieden. Het is aangeraden in het meldingsbericht aan de procureur des Konings een ontvangstbewijs te vragen, of het bericht te versturen per faxtoestel en het confirmatierapport bij te houden.

4° Wat?
Zonder dat dit in de wet werd gedetailleerd, mag worden verondersteld dat de inhoud van de melding volgende elementen kan omvatten:

  • de aard van de feiten die het wanbedrijf of de misdaad opleveren;
  • de mogelijke pleegplaats van de feiten;
  • het tijdstip van de feiten;
  • de naam en zo mogelijk de identiteitsgegevens van zowel de dader(s) of de vermoedelijke dader(s), de benadeelde(n) en eventuele getuigen.

Het is niet uitgesloten dat de procureur des Konings aan de gegevens die de privé-detective hem verstrekt bijkomende informatie wenst. Dit zal dikwijls het geval zijn wanneer hij enig gevolg geeft aan de gedane melding. Het parket kan deze bijkomende informatie (laten) vragen aan de privé-detective, voor zover deze informatie betrekking heeft op het gemelde feit. Zo de procureur andere inlichtingen wenst, dient hij de procedure te volgen voor het opvragen van inlichtingen.

5° Aan wie melden?
De melding dient te gebeuren bij de procureur des Konings bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarin die misdaad of dat wanbedrijf is gepleegd.
Het kan echter zijn dat de pleegplaats van de feiten voor de detective (nog) onbekend is. Hoe kan de detective dan de juiste parketmagistraat verwittigen? En welke feiten moet hij melden en op welke wijze? De situatie wordt nog moeilijker wanneer de detective vaststelt dat de verschillende elementen van een bepaald misdrijf zich situeren in verschillende rechtsgebieden. Deze situaties, hoewel niet voorzien door de wetgever, ontslaan de detective echter niet van zijn meldingsplicht. We kunnen aannemen dat in deze gevallen best de procureur des Konings van het rechtsgebied waar de detective zijn woon- of vestigingsplaats heeft, wordt verwittigd.

Regelgeving: artikel 16, §2 van de wet.