Waardevervoer

Wat wordt bedoeld?
Voluit heet deze bewakingsactiviteit ‘toezicht op en bescherming bij het vervoer van waarden'. De nadruk ligt hier bij ‘toezicht en bescherming'. Wie waarden vervoert zonder enige bescherming of toezicht, verricht geen bewakingsactiviteit. Indien er enig toezicht of bescherming is dient dit vervoer te gebeuren door een daartoe vergunde bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst. Elk vervoer uitgevoerd door een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst wordt aanzien als waardevervoer. Daarom moeten zij bij alle vervoer dat zij organiseren de specifieke regels voor waardevervoer respecteren en is het hen verboden waarden te vervoeren zonder dit minimale toezicht en bescherming.

Beleid
Met de regelgeving aangaande waardetransport wil de overheid de veiligheid garanderen. Dit wordt bereikt door vooral deze maatregelen aan te moedigen die de aantrekkelijkheid van mogelijke buit wegnemen. Dit gebeurt door neutralisatiesystemen. Zwaardere bewapening van bewakingsagenten gecombineerd met toenemende bepantsering leidt alleen maar tot meer geweld en bloedvergieten.
Neutralisatiesystemen worden echter niet dwingend opgelegd. Daarom kan ook traditioneel transport zonder deze systemen. Dit transport is echter meer onveilig. Daarom zijn de beschermingsmaatregelen die bij dit traditioneel vervoer moeten worden nageleefd, uitgebreid.
Stoppunten
Het risico verbonden aan het waardevervoer brengt ook voor de klant van de bewakingsonderneming bepaalde verplichtingen mee. Bij hem stopt het voertuig met waarden. Men spreekt van een stoppunt. De waarden moeten vaak over de stoep bij de klant worden gebracht; hierbij loopt de bewakingsagent een stoeprisico.
Er zijn drie soorten stoppunten waar waarden afgeleverd of opgehaald worden.

De eerste zijn stoppunten waar een voertuig voor waardetransport in zijn geheel moet in- en uitgeladen kunnen worden. Deze stoppunten zijn uitgerust met een beveiligde zone. Dit is een ruimte waar het voertuig kan binnenrijden en waar de nodige beschermingsmaatregelen zijn genomen om het lossen en laden op een veilige wijze te laten verlopen.

De tweede zijn de stoppunten waar een bewakingsagent –en niet het personeel horende bij het stoppunt- de waarden in- en/of uit een container laadt. Deze stoppunten moeten uitgerust zijn met een beveiligde ruimte, waar deze activiteit op een beveiligde wijze kan gebeuren. De waarden mogen, met het oog op hun transport, slechts uit een beveiligde ruimte worden verwijderd, indien ze geplaatst zijn in een container. Deze maatregel moet de bewakingsagent beschermen bij het ‘manipulatierisico': dit is het risico voor de agent die zich niet beperkt tot het afgeven van de container met de waarden aan de klant, maar die de container bij de klant moet openen en er zelf de waarden in- en uithalen.

Ten derde zijn er stoppunten waar geen voertuig geladen of gelost wordt en waar de bewakingsagenten zich beperken tot het afgeven, het ophalen of het verwisselen van een container, zonder dat ze de container openen. De container wordt in dit geval gevuld of leeggehaald door de klant. Deze stoppunten moeten noch met een beveiligde zone, noch met een beveiligde ruimte worden uitgerust.

Beveiligde ruimtes en beveiligde zones
Beveiligde ruimtes of –zones, of het gedeelte van een gebouw waartoe ze behoren, moeten voldoen aan volgende voorwaarden:
  • ze zijn niet publiek toegankelijk gedurende de tijd dat een bewakingsagent er toegang toe heeft;
  • de handelingen die de bewakingsagent er stelt kunnen onmogelijk door het publiek gezien worden;
  • de wanden, ramen en deuren ervan bestaan uit inbraakwerende materialen.

Er dienen, vooraleer het bewakingspersoneel toegang krijgt tot een beveiligde zone of een beveiligde ruimte, bepaalde procedures te worden gerespecteerd. Vooreerst moet het bewakingspersoneel worden geïdentificeerd. Deze maatregel heeft tot doel te voorkomen dat ‘valse bewakingsagenten' zich toegang zouden verschaffen tot deze plaatsen en daardoor ook een bedreiging zouden kunnen vormen voor het personeel van het stoppunt of voor de ‘echte' bewakingsagenten die ze dan desgevallend opwachten. In het verleden is gebleken dat de dracht van uniformen, uniformstukken, kogelvrije vesten of het voorleggen van zogenaamde bedrijfsbadges geen enkele waarborg bieden om echte van vermeende bewakers te onderscheiden. Ze kunnen integendeel ten onrechte de indruk wekken dat het om echte bewakingsagenten gaat. Het enige probate middel hiervoor vormt de door het ministerie van Binnenlandse Zaken uitgereikte identificatiekaart.

Verder dient men er zich van te vergewissen dat de bewakingsagent de beveiligde ruimte of – zone op een veilige wijze kan betreden; dat hij bijvoorbeeld niet wordt bedreigd met een wapen of op het punt staat samen met onbevoegden binnen te gaan. Deze visuele verificatie kan gebeuren:

  • door een persoon die zich in de beveiligde ruimte/zone bevindt;
  • via een systeem van telebewaking.


Het volledig laden en lossen van een voertuig mag slechts plaatsvinden in een beveiligde zone. Laden en lossen op de openbare weg of in een niet-beschermde omgeving is, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, bepaald door de federale politie en onder toezicht van de politie, verboden.

De bewakingsagent mag een container, waarin hij de waarden meedraagt, slechts openen in een beveiligde ruimte. Hij mag een beveiligde ruimte met de waarden slechts verlaten, nadat ze zijn geborgen in een container.

Stoptijd
Om veiligheidsredenen is het een absolute betrachting om de tijd van stilstand van een voertuig voor waardetransport tot het strikte minimum te beperken. De bedoeling is te voorkomen dat een voertuig gedurende langere tijd op de openbare weg geblokkeerd is. Daarom moeten de beheerders van de stoppunten ervoor zorgen dat het in- en uitladen van waarden in ieder geval kan aangevat worden binnen de tien minuten, na de aankomst van het voertuig voor waardetransport aan hun stoppunt. Ze dienen daartoe de nodige maatregelen te nemen.

Over de middag moet de houder van het stoppunt het waardetransport ontvangen voor zover hij van de uitzonderlijke komst ervan, minstens 20 minuten voor sluitingstijd van het stoppunt verwittigd werd. Deze regel is enkel van toepassing voor de sluitingstijd tussen twee tijdsblokken gedurende dewelke een stoppunt geopend is (b.v. middagpauze).
Een voorbeeld moet dit duidelijk maken. Een bankfiliaal is gesloten tussen 12.00 u. en 14.00 u. De komst van het voertuig voor waardetransport is gepland om 14.30 u. Door onvoorziene omstandigheden heeft dit voertuig een voorsprong van één uur op het tijdsschema. Zo het filiaal ten laatste om 11.40 u. verwittigd wordt, dient de houder het waardetransport te ontvangen om 13.30u.

Stoepafstand
De beheerder van een stoppunt dient, waar mogelijk, de nodige maatregelen te nemen om de stoepafstand tussen het voertuig en de beveiligde ruimte zo kort mogelijk te houden. In sommige gevallen is het niet mogelijk een normale stoepafstand te organiseren. Er is sprake van een ‘abnormaal lange stoepafstand':

  • indien het voertuig voor beveiligd vervoer de onmiddellijke omgeving van de toegang van het stoppunt niet kan bereiken, doordat het zich bijvoorbeeld situeert in een verkeersvrije straat, een winkelgalerij of op een plein, waar de wekelijkse markt plaatsvindt;
  • indien de beveiligde ruimte zich niet in de onmiddellijke omgeving van de toegang van het stoppunt bevindt, doordat bijvoorbeeld de gehele winkelruimte van een grootwarenhuis moet doorlopen worden, alvorens de beveiligde ruimte te bereiken.

Om veiligheidsredenen mag een ‘abnormaal lange stoepafstand' enkel en alleen doorlopen worden met een goedgekeurd neutralisatiesysteem dat minstens functioneel is tussen het voertuig en de beveiligde ruimte van het stoppunt.

Op de stoepafstand is er een stoeprisico. Om dit risico tot een minimum te herleiden moet bij elk transport dat uitgevoerd wordt met twee of meer bewakingsagenten één bewakingsagent het stoeprisico voor de gehele stoepafstand evalueren. Dit houdt in dat deze agent minimaal volgende procedure respecteert:

  • hij verlaat als eerste agent het voertuig;
  • hij vergewist er zich van dat de stoepafstand veilig is en geeft vervolgens een signaal aan de agent, drager van de container(s), dat deze het voertuig kan verlaten;
  • hij begeleidt de bewaker, drager van de container(s), en observeert gedurende de gehele stoepafstand en ook gedurende de eventuele manipulatie in beveiligde ruimte, zonder deze laatste te betreden;
  • hij neemt als laatste agent terug plaats in het voertuig.

De procedure die bij de evaluatie van het stoeprisico gevolgd wordt, moet voor de eerste uitvoering ervan aan de minister van Binnenlandse Zaken ter goedkeuring worden voorgelegd.

Controle op de stoppunten
De beheerders van de stoppunten verstrekken aan de bevoegde overheden of aan de daartoe aangeduide politiediensten, telkens als deze erom verzoeken, alle nuttige inlichtingen voor het garanderen van de maximale veiligheid.
Ze moeten kunnen aantonen dat hun stoppunten conform zijn met de regelgeving.
Voor de nieuwe of nieuw verbouwde beveiligde ruimtes/zones kan dit worden aangetoond door de architect die belast is met de opvolging van de werken. Hij zal een vaststellingsattest opmaken.
Voor bestaande ruimtes/zones is er in principe geen vaststellingsattest nodig. Alleen wanneer een lid van een politiedienst of een agent die met een controle is belast hierom vraagt, dient de beheerder van het stoppunt aan te tonen dat zijn stoppunt conform is de regelgeving. Hij kan dit doen binnen de 30 dagen nadat de bevoegde ambtenaar hem hieromtrent verzocht heeft. Hij kan de conformiteit aantonen met alle middelen die hij nuttig acht. Oordeelt de bevoegde ambtenaar dat de elementen die de beheerder van het stoppunt aanbrengt onvoldoende zijn, dan kan hij een controle-instelling de opdracht geven de situatie ter plaatse te onderzoeken. Net zoals dit voor nieuwbouw het geval is maakt deze controle-instelling eveneens een vaststellingsattest op.
In geval dat door de architect of de controle-instelling een vaststellingsattest werd opgemaakt, dient een afschrift ervan zichtbaar te worden opgehangen in de beveiligde ruimte/zone. Het moet ook altijd voor controle ter beschikking zijn. Het vaststellingsattest ziet er als volgt uit:

VASTSTELLINGSATTEST

De ondergetekende,

Naam en voornaam : (naam een voornaam ondertekenaar)

Functie : (functie ondertekenaar)

Werkende in opdracht van : (naam en adres van de onderneming waartoe ondertekenaar behoort).



Bevestigt dat er bij het stoppunt voor beveiligd vervoer, gelegen te (adres) en beheerd door (naam van de instelling die het stoppunt uitmaakt), vertegenwoordigd door (naam en voornaam van de vertegenwoordiger van de instelling) :

(1) er een/geen beveiligde ruimte (*) aanwezig is in de zin van artikel 2, §2, van het Koninklijk Besluit van houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer.

(2) er een/geen beveiligde zone (*) aanwezig is in de zin van artikel 2, §2, van het Koninklijk Besluit van houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer.

Aan de huidige vaststellingen is een verificatie van volgende elementen voorafgegaan :
1. De beveiligde ruimte/zone is (*) wel/niet (*) toegankelijk voor een persoon/voertuig (*);
2. De beveiligde ruimte/zone (*) bestaat uit een afzonderlijk afgesloten lokaal/een lokaal dat zich bevindt in een afzonderlijk afgesloten gedeelte van een gebouw (*);
3. Dit lokaal/gedeelte van een gebouw (*) is/kan (*) niet publiek toegankelijk worden gemaakt;
4. De wanden, ramen en deuren van dit lokaal/gedeelte van een gebouw (*) wel/ niet (*) bestaan uit inbraakwerende materialen.
5. Het lokaal/gedeelte van een gebouw (*) is geconcipieerd dat het publiek geen zicht/zicht (*) heeft op de handelingen die er plaatsvinden;
6. Het lokaal is zo geconcipieerd dat artikel 3, §1 van het Koninklijk Besluit van houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoe, wel kan/niet kan (*) worden toegepast.
7. Het lokaal is zo gevestigd dat
  • . een voertuig wel/niet (*) de onmiddellijke omgeving van de toegang van een stoppunt kan bereiken;
  • . de beveiligde ruimte zich wel/niet (*) in de onmiddellijke omgeving van de toegang van het stoppunt bevindt.

8. De huidige vaststellingen werden gevraagd op datum van (datum) en zijn uitgevoerd op datum van (datum). Ze werden gevraagd door:
(1) de beheerder van het stoppunt of zijn vertegenwoordiger.
(2) De ambtenaar zoals bedoeld in artikel 4bis, §1, 2°, tweede lid, van het Koninklijk Besluit van houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer.

Gedaan te (plaats), op (datum).

Voor echt verklaard,



(Handtekening en Stempel van de onderneming)
(*) schrappen wat niet past.


Nachttransport
Met uitzondering van sommige vormen van beveiligd vervoer met één bewakingsagent, namelijk het documententransport en het resttransport, geldt er een algemeen verbod op waardevervoer voor het gehele grondgebied tussen 22.00 u. en 6.00 u. Dit betekent dat een voertuig voor waardevervoer een beveiligde zone niet mag verlaten voor 6.00 u. en er zich terug moet in bevinden ten laatste om 22.00 u. Het feit of een voertuig leeg is bij vertrek of aankomst heeft op deze regel geen invloed. Het voertuigrisico blijft immers ongewijzigd.

Scheiding waarden en personeel
Tijdens het vervoer moeten alle leden van de bemanning in de bestuurderscabine van het voertuig plaatsnemen. De reden ligt voor de hand: tijdens het vervoer dient het personeel en de potentiële buit gescheiden te blijven, zodat de agenten zo weinig mogelijk een fysiek beletsel vormen voor misdadigers. Omgekeerd kunnen er daarom ook geen waarden worden vervoerd in de bestuurderscabine.

Wapens
Bewakingsagenten kunnen bij elke vorm van beveiligd waardevervoer een verweerwapen dragen. Ze zijn daar echter niet toe verplicht. Op deze regel bestaat één uitzondering: indien de bewakingsonderneming zelf instaat voor de bijzondere begeleiding van transporten, moeten de bewakingsagenten die hierbij worden ingezet, gewapend zijn.

Kogelvrij vest
Een bewakingsagent die een wapen draagt moet ook een kogelvrije vest dragen. De reden daarvoor is dat een gewapende bewakingsagent een groter risico loopt om in een vuurgevecht terecht te komen, dan een ongewapende collega. Om dezelfde reden moeten de agenten, belast met eender welk vervoer van geldbiljetten zonder neutralisatiesystemen, eveneens een kogelvrije vest dragen.

Uitrusting voor bewakingsagenten
Bewakingsagenten die hun taak alleen uitoefenen moeten altijd in verbinding staan met een oproepcentrale. Deze agenten hebben ook een specifieke beschermingsuitrusting ze steeds bij zich dragen. Deze bestaat uit:

  • een communicatiesysteem (bv. draagbare radio, GSM) waardoor de bewakingsagent en de operator van de oproepcentrale van de onderneming waartoe de bewakingsagent behoort, met elkaar kunnen spreken.
  • een stil alarm;
  • een omvalalarm;
  • een lokalisatiesysteem.


Meldingsplicht
De volgende gegevens van elke rit van beveiligd waardevervoer moeten minstens éénmaal, en wel daags voor de eerste uitvoering ervan –uiterlijk om 16.00 u.-, worden gemeld aan de federale politie: vertrek- en aankomstuur van de rit, namen en adressen van opeenvolgende stoppunten en het uur van aankomst aan deze stoppunten.
Sommige ritten moeten frequenter worden gemeld.

Verbod gemengd vervoer
De transporten worden opgedeeld in categorieën, al naar gelang de aard van de vervoerde waarden en het veiligheidsrisico dat dit vervoer meebrengt. Iedere categorie noodzaakt eigen veiligheidsmaatregelen. Teneinde de geloofwaardigheid van de specifieke veiligheidsmaatregelen niet in het gedrang te brengen mogen sommige categorieën onderling absoluut niet gemengd worden. Het is de bedoeling dat via observatie niet de indruk wordt gewekt dat een overval lonend is omdat andere, meer aantrekkelijke waarden, dan deze die in de bedoelde categorie thuishoren, worden vervoerd of omdat waarden worden vervoerd zonder de nodige beschermingsmaatregelen.
Gemengd vervoer is in enkele welbepaalde gevallen wél toegelaten. Het gaat telkens om documententransport dat steeds mag gemengd met gelijk welke andere soort waarden.

Soorten waardetransport
De soorten waardetransport wordt hierbij soort per soort besproken. Daarna volgt een overzicht in tabelvorm.

Documenten
Met "documententransport" wordt alle beveiligd vervoer bedoeld van documenten, andere dan geldbiljetten. Onder documenten verstaan we waardevolle papieren documenten met inbegrip van waardepapieren, waartegen de eigenaar, in geval van verlies of diefstal, verzet kan aantekenen, zodat deze documenten niet in baar geld kunnen worden geïnd bij een financiële instelling.

Dit transport kan worden uitgevoerd met één bewakingsagent. Dit vervoer mag ook 's nachts mag worden uitgevoerd
Het voertuig is, naast de basisuitrusting, voorzien van opschriften "documentenvervoer" en "transport de documents".

Munten – ‘licht' vervoer
Dit is het transport van metaalgeld voor zover het enkel en alleen afkomstig is van apparaten die op hun beurt uitsluitend geld als munten bevatten. Er wordt onder meer gedacht aan het ledigen en vervoeren van munten uit parkeermeters of publieke telefooncellen. Het ledigen van apparaten, die naast munten, ook geldbiljetten bevatten, zoals dit veelal het geval is met betaalautomaten in parkings, en zelfs al worden hierbij enkel de munten vervoerd, komt dus niet in aanmerking om beschouwd te worden als ‘licht' beveiligd muntentransport.
Deze transportvorm kan worden uitgevoerd met één bewakingsagent.
Het voertuig is, naast de basisuitrusting, voorzien van opschriften: "metaalgeld" en "monnaie métallique".

Munten – ‘gewoon' vervoer
Alle ander muntentransport wordt aanzien als ‘gewoon' beveiligd muntentransport.
Het wordt uitgevoerd door twee bewakingsagenten.
Het voertuig is, naast de basisuitrusting, voorzien van:
een gepantserde bestuurderscabine type A;
opschriften: "metaalgeld" en "monnaie métallique".

Edelstenen en edele metalen
Dit transport wordt uitgevoerd met twee bewakingsagenten.
Het voertuig is, naast de basisuitrusting, voorzien van een gepantserde bestuurderscabine type A.

Geldbiljetten - ‘gewoon' vervoer met neutralisatiesystemen
Dit vervoer omvat het vervoer van bankbiljetten zonder een maximumplafond inzake vervoerde bedragen. Er moet in dit geval altijd en uitsluitend gebruik gemaakt worden van het neutralisatiesysteem-type A. Dit vervoer kan worden uitgevoerd met twee bewakingsagenten, met uitzondering van de eerste zes maanden nadat een bewakingsonderneming of een interne bewakingsdienst voor de eerste maal met een bepaald neutralisatiesysteem werkt.
Deze vervoerswijze is aan geen verdere formaliteiten onderworpen.
Het voertuig is, naast de basisuitrusting, voorzien van:

  • een gepantserde bestuurderscabine type A;
  • een ventilatiesysteem in de laadruimte;
  • opschriften: "ontwaardingssysteem" en "système de neutralisation";
  • het voertuigenpictogram voor neutralisatiesystemen.


Geldbiljetten - ‘licht' vervoer met neutralisatiesystemen voor kleinhandel
Dit transport is bestemd voor kleinere ondernemingen die hun geldbiljetten doorgaans in de kassa bewaren en de inhoud ervan geregeld zelf overbrengen naar het bankkantoor of naar de nachtkluis. Door deze opdracht door bewakingsagenten te laten uitvoeren vermindert het kassa-risico, het risico van overvallen bij de handelaar en aan de nachtkluis.
Deze vorm van ‘licht' beveiligd vervoer kan slechts worden uitgevoerd indien enkele veiligheidseisen zijn vervuld, en wel doordat:
1° dit beveiligd vervoer altijd uitgevoerd wordt met een neutralisatiesysteem – type A. Het betreft speciaal voor deze opdrachten ontworpen systemen;
2° er geen enkel manipulatierisico mag aanwezig zijn: de bewaker heeft geen enkele toegang tot de geldbiljetten; de container, doorgaans uitgerust met een gleuf, zal gevuld worden door de handelaar tijdens een rondgang van de bewakingsagent (bijvoorbeeld in een winkelcentrum) of doordat de bewakingsagent een volle container komt ophalen bij de handelaar;
3° er per stoppunt maximaal één container mag worden afgehaald;
4° elke container begeleid is door een bewijs afkomstig van de beheerder van het stoppunt waaruit blijkt dat de totale waarde van de inhoud van de container het bedrag van 5.000 EUR niet overschrijdt; dit bewijs kan schriftelijk de container begeleiden of in het geheugen van het systeem zijn opgeslagen;
5° het voertuig, waarmee dit beveiligd vervoer wordt uitgevoerd, maximaal 30 containers mag bevatten.

Dit vervoer mag met één bewakingsagent worden uitgevoerd.

Het voertuig is, naast de basisuitrusting, voorzien van:

  • een ventilatiesysteem in de laadruimte;
  • opschriften: "ontwaardingssysteem" en "système de neutralisation";
  • het pictogram voor neutralisatiesystemen.


Geldbiljetten - ‘licht' vervoer met neutralisatiesystemen voor uitbetaling sociale vergoedingen
Postbodes en de bedienden van ziekenfondsen die in een aantal gevallen de pensioenen of de ziekte- of invaliditeitsvergoedingen bij de rechthebbenden thuis uitkeren, vormen een bijzonder risico. Er is voorzien in het ‘licht' beveiligd vervoer van bankbiljetten voor de uitvoering van betalingen van individuele sociale vergoedingen.

Dit beveiligd vervoer is niet aan verdere vereisten onderworpen en kan worden uitgevoerd met een daartoe aangepast neutralisatiesysteem.
Dit vervoer mag met één bewakingsagent worden uitgevoerd.
Het voertuig is, naast de basisuitrusting, voorzien van:

  • een ventilatiesysteem in de laadruimte;
  • opschriften: "ontwaardingssysteem" en "système de neutralisation";
  • het voertuigenpictogram voor neutralisatiesystemen.


Geldbiljetten - vervoer met neutralisatiesystemen voor abnormaal lange stoepafstanden
Een bijzondere vorm van vervoer van geldbiljetten moet altijd gebeuren met een neutralisatiesysteem. Dit komt omdat er een bijzonder stoeprisico bestaat. Het is dit vervoer waarbij ‘abnormaal lange stoepafstanden' voorkomen. Dit moet gebeuren met een neutralisatiesysteem-type A of type B.
Indien dit transport gebeurt met een type-A systeem, dan mag het worden uitgevoerd door twee bewakingsagenten. Gebeurt het met een type B systeem dat moet het worden uitgevoerd met drie bewakingsagenten. Het dient dan verder te worden uitgevoerd onder dezelfde voorwaarden als ‘geldbiljetten – vervoer zonder neutralisatiesystemen – detailvervoer'.

Geldbiljetten - vervoer met neutralisatiesystemen voor vullen van biljettenverdelers
Bewakingsagenten lopen bij het vullen van bankautomaten met geldbiljetten op plaatsen waar geen enkele vorm van sociale controle is een bijzonder risico. Dit risico is vooral van belang op plaatsen waar de biljettenverdelers:

  • niet opgesteld staan in een (filiaal van een) financiële instelling (naar bijvoorbeeld in de hall van een ziekenhuis of een cinemacomplex);
  • of die wél zijn opgesteld in een lokaal dat deel uitmaakt van een financiële instelling, maar waar er, op het ogenblik dat de biljettenverdeler moet gevuld worden, geen personeel van de betrokken instelling aanwezig is.

Deze gevallen worden bij dit soort waardetransport geviseerd.
Bij het uitvoeren van dit transport dient de identificatieprocedure voor de bewakingsagent niet te worden toegepast.

Er zijn verder twee mogelijkheden:
Ofwel gebeurt het transport en het vullen van de automaat volledig beveiligd. Er is niet alleen een goede beveiliging van het transport over de weg en bij het stoeptraject, maar ook tijdens de manipulatie. Het vullen van de biljettenverdeler gebeurt immers terwijl de waarden beveiligd zijn met een neutralisatiesysteem C, dat gebruikt wordt in combinatie van een neutralisatiesysteem A. Ook tijdens het vullen is de buit derhalve op geen enkel moment bereikbaar.
In dit geval wordt dit transport uitgevoerd door één ploeg van twee bewakingsagenten en alle handelingen die ze uitvoeren kan in één tijd geschieden.
Het is in dit geval niet noodzakelijk dat het vullen van de biljettenverdeler plaatsvindt in een beveiligde ruimte of een beveiligde zone.
Ofwel gebeurt het transport en het vullen van de automaat gedeeltelijk beveiligd. Dit is het geval indien een neutralisatiesysteem type A wordt gebruikt, zonder dat dit aangevuld wordt met een neutralisatiesysteem type C. Er is geen bijzondere bescherming bij het vullen van de automaten. In dit geval:
1° kan het transport enkel worden uitgevoerd indien de biljettenverdeler zo is opgesteld dat het toestel enkel via de beveiligde ruimte, in dit geval ook wel ‘technische ruimte' genaamd, kan worden gevuld; deze beveiligde ruimte moet uitgerust zijn met een alarmsysteem;
2° indien de stoptijd (de tijd die verstrijkt tussen de aankomst en het vertrek van het voertuig voor beveiligd vervoer bij het stoppunt) groter is dan 25 minuten, gebeurt dit transport in twee tijden; het wordt uitgevoerd door twee ploegen van telkens twee bewakingsagenten:

  • een eerste bewakingsploeg, bestaande uit twee bewakingsagenten, brengt de container (met neutralisatiesysteem type A) tot in de beveiligde ruimte;
  • een tweede bewakingsploeg, bestaande uit twee bewakingsagenten, vult de biljettenverdeler.

3° indien de stoptijd kleiner is dan 25 minuten, kan dit transport in één tijd gebeuren; het wordt dan uitgevoerd door één ploeg, bestaande uit twee bewakingsagenten.

Geldbiljetten – vervoer zonder neutralisatiesystemen
Aangezien dit vervoer het meest risicovol is en bovendien plaatsvindt zonder gebruik van neutralisatiesystemen is het aan strenge en gedetailleerde regels onderworpen.

De voertuigen, die voor deze transporten gebruikt worden zijn, naast de basisuitrusting, voorzien van:

  • een bestuurderscabine die is uitgerust met minstens één evacuatieluik en evenals het gedeelte van het voertuig dat voor bewakingsagenten toegankelijk is, is voorzien van gepantserde constructie – type B voor de verticale delen en van een gepantserde constructie – type A voor de horizontale delen;
  • banden en wielen die zodanig ontworpen zijn dat, als erin geschoten is, het voertuig kan verder rijden;
  • achterwielen waarvan het zichtbare deel ten minste voor de helft van de hoogte ervan beschermd is door gepantserde carrosserie-elementen – type B;
  • een ruitensproeier met een grote capaciteit die onafhankelijk van de ruitenwissers kan werken en die vloeibare zeep bevat;
  • een benzinedop die door derden niet kan geopend worden;
  • een afzonderlijke batterij die zorgt voor de stroomtoevoer naar de componenten van de basisuitrusting en eventuele andere elektrische beschermingselementen;
  • de nodige voorzieningen om een voertuig van anderhalve ton van de weg te duwen;
  • een tank, voorzien van een gepantserde constructie – type B, zo het voertuig niet is uitgerust met een dieselmotor;
  • een verluchting , ventilatie,- of klimaatregelingsysteem dat door de bediening van één knop in de bestuurderscabine het binnenstromen van buitenlucht afsluit, zodat drie inzittenden in de bestuurderscabine minstens gedurende drie minuten over voldoende zuurstof beschikken;
  • een niet-automatische overbrenging.

Een prototype van deze voertuigen moet door de minister van Binnenlandse Zaken worden goedgekeurd. Nadat het prototype is goedgekeurd, levert de constructeur een gelijkvormigheidattest af, dat zich steeds in het voertuig bevindt. Dit attest is maximum acht jaar geldig. Hierna mag het voertuig niet langer voor beveiligd vervoer worden ingezet.

Meldingsplicht.
Teneinde de politiediensten in staat te stellen het nodige toezicht uit te oefenen dienen de gegevens van iedere uitvoering van iedere rit dagelijks aan de federale politie te worden gemeld. Ook elke gebeurtenis die een tijdsafwijking kan opleveren van minstens dertig minuten ten opzichte van de laatst gemelde planning, moet zonder verwijl worden gemeld.
Voor sommige van deze transporten moet een zogenaamde bijzondere begeleiding worden voorzien. Deze geschiedt in de regel op vraag van de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst door een begeleiding van de federale politie. Zulke begeleiding vindt plaats tegen vergoeding en voor zover de capaciteit van de federale politie zulks mogelijk maakt. Om de federale politie toe te laten haar diensten te organiseren moeten de gegevens van een aldus begeleide rit uiterlijk drie dagen voor de uitvoering ervan worden gemeld. Uitzonderlijk, en wel enkel en alleen in het geval dat de begeleiding door de federale politie niet mogelijk is, kan deze bijzondere begeleiding ook worden uitgevoerd door een eigen escorte. Dit gebeurt door twee escorte wagens, die elk bemand zijn door drie gewapende bewakingsagenten.
Voor vervoer van geldbiljetten geldt altijd dat buiten de agglomeraties gedurende de gehele rit niet meer dan 20 kilometer mag worden afgelegd op wegen bestaande uit meer dan drie rijstroken. Van deze regel kan enkel worden afgeweken door te voorzien in een bijzondere begeleiding.
Binnen deze vervoerscategorie onderscheiden we verder twee grote onderafdelingen: het zonevervoer en het detailvervoer.

Geldbiljetten – vervoer zonder neutralisatiesystemen: zonevervoer
Het zonevervoer verloopt van beveiligde zone naar beveiligde zone, zonder enige halte bij een stoppunt. De agenten verlaten bij dit vervoer het voertuig slechts nadat het voertuig zich in een beveiligde zone bevindt. Dit vervoer zelf wordt uitgevoerd door twee bewakingsagenten. Voor zover dit vervoer gedurende de gehele rit binnen één en dezelfde agglomeratie wordt uitgevoerd zijn er geen verdere formaliteiten vereist. Wordt de perimeter van een agglomeratie wel verlaten, dan moet voor dit vervoer een bijzondere begeleiding worden (zie hierboven).

Geldbiljetten – vervoer zonder neutralisatiesystemen: detailvervoer
Het detailvervoer wordt vanuit een beveiligde zone georganiseerd naar de stoppunten bij de klanten, waar zich geen beveiligde zones bevinden. Het wordt altijd uitgevoerd met drie bewakingsagenten. Volgende regels moeten hierbij worden gerespecteerd.

  • Dit vervoer verloopt in lusvorm: vanuit een beveiligde zone naar verschillende stoppunten om vervolgens naar dezelfde beveiligde zone terug te keren.
  • Per rit stelt de bewakingsonderneming minstens drie variaties samen. Elke variatie bestaat uit een combinatie van specifieke, vooraf vastgelegde reiswegen en een bepaalde volgorde van stoppunten. De opeenvolging van ritten is van aard dat dezelfde variatie achtereenvolgens maximaal tweemaal mag worden benut. Het is in ieder geval de bedoeling dat de keuze van variaties het voor een buitenstaander onmogelijk maakt om via observatie de doortocht van een voertuig van waardevervoer op een bepaald punt en op een bepaald tijdstip te voorspellen. Deze regel houdt tevens in dat het geenszins aan de bewakingsagenten is om uit te maken welke weg ze zullen volgen om de klanten te bedienen; enkel en alleen de bewakingsonderneming mag de reisweg bepalen.
  • Bovendien mogen de bewakingsagenten, belast met de uitvoering van de rit, slechts van de variatie op de hoogte worden gebracht, maximum één uur voor de aanvang van iedere rit. Deze preventieve maatregel heeft een dubbel doel: enerzijds ongewenste lekken voorkomen en anderzijds voorkomen dat bewakingsagenten, die het slachtoffer werden van overval, ten onrechte worden verdacht van medeplichtigheid.
  • Per bewakingsploeg mogen er per dag niet meer dan 50 stoppunten georganiseerd worden.


Andere goederen - resttransport
Het resttransport omvat het beveiligd vervoer van andere goederen, dan deze die in de bovenstaande categorieën zijn opgesomd. Dus andere dan munten, geldbiljetten, waardevolle documenten of edelstenen en edele metalen: het betreft een restcategorie van waardevolle voorwerpen, waarvan de eigenaar het toch nuttig oordeelt ze te laten vervoeren met bijzondere bewakings- of beschermingsmaatregelen (b.v.: kunstvoorwerpen, antiek, sigaretten, enz…). Ook de begeleiding door een of meerdere bewakingsagenten van een gewoon transport valt onder deze restcategorie (bv.: een bewakingsagent die met een voertuig een verhuisfirma begeleidt).
Dit transport kan uitgevoerd worden door één bewakingsagent, die over een specifieke beveiligingsuitrusting moet beschikken en mag ook 's nachts mag worden uitgevoerd.

Internationale transporten
Er bestaat op dit ogenblik geen specifieke regeling voor internationale transporten, die worden uitgevoerd door buitenlandse ondernemingen. Dit wil zeggen dat de ondernemingen die deze activiteiten uitvoeren moeten vergund zijn naar Belgisch recht en alle uitvoeringsregels, voorzien in het koninklijk besluit beveiligd vervoer, op dezelfde wijze dienen te respecteren als bij de uitoefening van binnenlandse transporten.

Soorten transport: overzicht

Aard Beperkingen Agenten Voertuig
Documenten / 1 Basis
Munten      
Munten - Licht Ledigen apparaten die uitsluitend munten bevatten 1 Basis
+ opschrift
Munten - gewoon / 2 Basis
+ lichte bepantsering
+ opschrift
Edelstenen / 2 Basis
+ lichte bepantsering
+ opschrift
Geldbiljetten met neutralisatiesysteem A      
Licht – kleinhandel . 1 container/stoppunt
. bewaker geen toegang tot biljetten
. 5000 EURO/container
. 30 containers/rit
1 Basis
+ geen bepantsering
+ opschrift
+ pictogram
Licht – Sociale uitkeringen / 1 Basis
+ geen bepantsering
+ opschrift
+ pictogram
Gewoon / 2 Basis
+ geen bepantsering
+ opschrift
+ pictogram
Biljettenverdelers + NS C
- geen beveiligde rumte
2  
  - NS C
+ beveiligde ruimte
> 25 ‘
2+2  
  - NS C
+ beveiligde ruimte
> 25 ‘
2  
Geldbiljetten zonder neutralisatiesysteem A      
Detail + abnormale stoepafstanden . neutralisatiesysteem B
. lusvorm
. bijzondere melding
3 Basis
+ zware bepantsering
Detail < 20km autoweg . lusvorm
. 50 stoppunten/rit
3 Basis
+ zware bepantsering
Detail > 20 km autoweg Escorte 2 agenten + 6 escorte Basis
+ zware bepantsering
+ 2 esortewagens
Zonevervoer Buiten agglomeratie Escorte 2 agenten + 6 escorte Basis
+ zware bepantsering
+ 2 esortewagens
Zonevervoer Binnen   2 Basis
+ zware bepantsering
Resttransport   1 Basis


Controles op de transporten.
Het is mogelijk dat een voertuig voor waardetransport aan een controle wordt onderworpen. Om veiligheidsredenen gebeurt dit nooit op de openbare weg of op een plaats die toegankelijk is voor het publiek. De politiediensten voeren een controle altijd uit op een veilige plaats. De bewakingsondernemingen lichten hun personeel in over de te volgen veiligheidsprocedure die hierbij moet worden in acht genomen.

Afwijkingen
Indien de minister van Binnenlandse Zaken daartoe beslist, kunnen deze regels, alsook de specifieke regels per soort transport voor het gehele grondgebied of voor bepaalde plaatsen tijdelijk of blijvend worden strenger gemaakt. Hij kan hiertoe bijvoorbeeld beslissen indien er redenen zijn om aan te nemen dat er een verhoogd risico bestaat.
Er kunnen ook specifieke omstandigheden zijn waardoor de regels op specifieke plaatsen of gedurende een specifieke periode niet of gedeeltelijk niet kunnen worden toegepast. Ook in dit geval kan de minister van Binnenlandse Zaken afwijkingen voorzien van de bestaande regelgeving.

Opleiding
Toelatingsvoorwaarden

  • attest van goed gedrag en zeden van maximaal 6 maanden oud;
  • voldoen aan de voorwaarde inzake afwezigheid van zekere veroordelingen;
  • een bekwaamheidsattest voor de basisopleiding;
  • facultatieve toelatingsvoorwaarde (afhankelijk van de opleidingsinstelling): geslaagd zijn in medisch onderzoek en psycho-technisch onderzoek.

Minimumprogramma
78 lesuren

  • Filosofie en doelstellingen : 3 lesuren
  • Reglementering van het beveiligd waardevervoer en de specifieke bevoegdheden en verplichtingen van de bewakingsagent : 12 lesuren
  • Rijtechnieken met bijzondere aandacht voor defensieve rijtechnieken en rammingstechnieken : 20 lesuren
  • Technieken van waardevervoer : 10 lesuren
  • Voertuigen voor waardevervoer : 3 lesuren
  • Radio- en communicatietechnieken : 6 lesuren
  • Risico-inschatting en gepast reageren : 12 lesuren
  • Indicatoren voor crisissituaties en technieken bij specifieke crisissituaties : 9 lesuren
  • Contacten met de politie- en overheidsdiensten : 3 lesuren


Regelgeving: Artikel 1, §1, eerste lid, 3° van de wet.
Koninklijk besluit van 7 april 2003 (erratum) houdende regeling van bepaalde methodes op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer (B.S., 29 april 2003).