Veiligheidsonderzoek

Van leidinggevend personeel en alle uitvoerend personeel (bewakingsagenten, administratief- en logistiek personeel en lesgevers) en sommige bestuurders van ondernemingen, interne bewakingsdiensten en opleidingsinstellingen wordt uitdrukkelijk verwacht dat ze in het verleden geen feiten hebben gepleegd die niet door de beugel kunnen. Het gaat over feiten die een ernstige tekortkoming van de deontologie van de bewakingsagent of het leidinggevend personeel uitmaken. Het zijn feiten die voor een gewone burger misschien niet zo zwaarwichtig zijn en die daarom door de strafrechter niet zijn bestraft. Maar ze kunnen wel van belang zijn voor iemand die werkzaam is in de bewakingssector. Daarom kan de minister van Binnenlandse Zaken oordelen dat deze feiten een belemmering vormen voor het uitoefenen van sommige functies in de bewakingssector.

Om te kunnen nagaan of de betrokken persoon dergelijke feiten heeft gepleegd of om te weten of hij contacten heeft met het crimineel milieu, kan het ministerie van Binnenlandse Zaken beslissen om hem aan een veiligheidsonderzoek, zeg maar screening te onderwerpen. Het zijn ambtenaren van Binnenlandse Zaken, leden van de politiediensten of de Veiligheid van de Staat die met dit onderzoek worden belast. De feiten die deze diensten onderzoeken steunen op gegevens afkomstig van de politiediensten of hebben betrekking op het beroepsverleden van de betrokkene. Andere gegevens, die meer raken aan zijn privé-leven, zoals feiten uit zijn familieleven, zijn financiële toestand, zijn politieke of syndicale opvattingen, zijn liefdes- en seksueel leven, worden, tenminste voor zover ze geen gevolgen kunnen hebben op de specifieke beroepsopdrachten van de betrokkene, niet onderzocht.

De veiligheidsprocedure verloopt als volgt:


1° De betrokkene verleent op vraag van de onderneming, de interne bewakingsdienst of de opleidingsinstelling waar hij werkzaam is, zijn schriftelijke toestemming tot het onderzoek. Dit gebeurt door het invullen van een formulier. Dit dient slechts éénmaal in zijn loopbaan te gebeuren.


 

2° De bevoegde ambtenaar gaat na of de betrokkene gekend is bij de bevoegde administratie, de politiediensten en bij de Veiligheid van de Staat.


 

3a.° Indien de betrokkene niet gekend is wordt de procedure stopgezet.


 

3b.° Indien de betrokkene wél gekend is vraagt de bevoegde ambtenaar bij een of meerdere van deze diensten een onderzoek aan. Indien er negatieve gegevens opduiken die verder moeten onderzocht worden, kan het veiligheidsonderzoek lang duren.


 

4° De administratie verwittigt, na afloop het onderzoek, schriftelijk de betrokkene omtrent het resultaat van het onderzoek. Indien wordt overwogen de beslissing te nemen dat de betrokkene niet aan de vereiste veiligheidsvoorwaarden voldoet, krijgt hij kennis van de redenen die aan deze beslissing ten grondslag liggen.


 

5° De betrokkene krijgt de kans om zijn dossier te raadplegen, zich te laten bijstaan door een raadsman en zijn verweermiddelen schriftelijk uiteen te zetten.


 

6° Na afloop neemt de minister een beslissing. Indien de minister beslist dat de betrokkene niet aan de veiligheidsvoorwaarden voldoet, maakt hij dit schriftelijk en op een gemotiveerde wijze bekend aan hem bekend.


 

7° De betrokkene krijgt de kans om tegen de beslissing beroep aan te tekenen bij de Raad van State.


8° Indien de betrokkene van deze beroepsmogelijkheid afziet of indien de Raad van State een verzoek tot schorsing of nietigverklaring van de beslissing verwerpt, wordt de onderneming waartoe de betrokkene behoort op de hoogte gesteld dat hij niet langer aan de veiligheidsvoorwaarden, noodzakelijk voor het uitoefenen van zijn functie, voldoet. 

 

Er is ook voorzien in een specifieke veiligheidsprocedure voor sollicitanten. Zie pre-screening.

 

Regelgeving: artikels 5, eerste lid, 8°, 6, eerste lid, 8° en 7 van de wet.