ACTUALITEIT

Onderneming


Vergunning

De detective moet, alvorens hij het beroep kan uitoefenen, een vergunningi bekomen bij de Minister van Binnenlandse Zaken. Deze vergunningi is een noodzakelijke maar op zich onvoldoende voorwaarde om daadwerkelijk ook de detective-activiteiten uit te voeren. De detective kan zijn werkzaamheden pas aanvatten wanneer hij ook een identificatiekaarti bezit. Niet alleen voor het uitoefenen van de activiteit is de vergunningi noodzakelijk, maar ook reeds voor het loutere feit om zich als privé-detective uit te geven of om publiciteiti te voeren. Om een vergunningi te bekomen is het verreist dat aan de algemene vergunningsvoorwaardeni is voldaan.
Maar de vergunningi kan ook worden aangevuld met specifieke, beperkende voorwaarden. Immers, de Minister van Binnenlandse Zaken kan de draagwijdte van de individuele vergunningi afstemmen op de bijzondere toestand van de aanvrager door het inbouwen van specifieke voorwaarden die betrekking hebben op de toegelaten activiteiten, middelen of methoden. Deze beperkende voorwaarden moeten hun grond vinden in gegevens die tot uiting zijn gekomen naar aanleiding van het onderzoek dat voorafgaat aan het verlenen van de vergunningi of naar aanleiding van het advies van de gerechtelijke overheden. Deze beperkingen kunnen alleen worden opgelegd in het algemeen belang (bv. de vrijwaring van de fysieke integriteit van personen of de bescherming van de privacy van derden).

Regelgeving: artikel 2, §1 van de wet.

Vergunningsvoorwaarden

De vergunningsvoorwaardeni waaraan alle detectives moeten voldoen, zijn:

  • de afwezigheid van bepaalde veroordelingen;
  • de nationaliteitsvereiste;
  • de afwezigheid van onverenigbare activiteiten;
  • het slagen in de beroepsopleiding;
  • het respecteren van het tijdelijk overstapverbod;
  • en voldoen aan de gestelde leeftijdsvereiste.

De detective hoeft niet noodzakelijk aan alle voorwaarden te voldoen op het moment dat hij zijn vergunningi aanvraagt. Dit dient echter wel het geval te zijn op het ogenblik dat hij de vergunningi verkrijgt. En hij moet er ook gedurende de gehele periode waarin hij zijn beroepsactiviteiten uitoefent aan blijven voldoen. Wanneer dit niet langer het geval is, mag hij zijn functie niet meer waarnemen en zal zijn toelating om het beroep uit te oefenen, worden ingetrokken.

Afwezigheid van veroordelingen

Om de toegang tot het beroep uitsluitend open te stellen voor betrouwbare figuren wordt als vereiste de afwezigheid van bepaalde strafrechtelijke veroordelingeni gesteld. De veroordelingeni mogen noch in België noch in het buitenland zijn opgelopen.

De kandidaat-detective mag niet veroordeeld zijn, zelfs niet met uitstel, tot een gevangenisstraf van zes maanden of meer wegens enig misdrijf. Bovendien mag de aspirant niet (effectief of voorwaardelijk) veroordeeld zijn tot een correctionele straf voor een van de volgende misdrijven:

  • huisvredebreuk;
  • schending van het briefgeheim;
  • opzettelijk toebrengen van slagen of verwondingen;
  • diefstal;
  • afpersing;
  • misbruik van vertrouwen;
  • oplichting;
  • valsheid in geschrifte;
  • aanranding van de eerbaarheid;
  • verkrachting;
  • inbreuk op de wapenwetgeving;
  • inbreuk op de wetgeving op de verdovende middelen;
  • misdrijven aangaande bederf van de jeugd en prostitutie en openbare zedenschennis;
  • omkoping van ambtenaren;
  • gebruikmaking van valse namen;
  • heling;
  • uitgifte van ongedekte cheques;
  • meineed;
  • valsmunterij;
  • schending van het (tele)communicatiegeheim;
  • misdrijven bepaald bij de wet bescherming persoonsgegevens;
  • inmenging in het openbaar ambt.

Enkele bijzondere regels moeten voor ogen worden gehouden in verband met de interpretatie van deze bepaling.

  • De termijnen van achtereenvolgende veroordelingeni worden niet bij elkaar opgeteld voor de bepaling van de termijn van zes maanden.
  • Er wordt te allen tijde rekening gehouden met voorwaardelijke veroordelingen.
  • Alleen inbreuken op de in de wet gestelde misdrijven die worden gestraft met een correctionele straf, mogen in aanmerking worden genomen. Wanneer er verzachtende omstandigheden voorhanden zijn en de rechter van oordeel is dat hij slechts een politiestraf moet opleggen, is aan deze vereiste voldaan.
  • Het weze duidelijk dat alleen in kracht van gewijsde getreden veroordelingeni in aanmerking komen.
  • Een genademaatregel heeft slechts uitwerking met betrekking tot de uitvoering van de veroordeling. De veroordeling zelf blijft bestaan. Dit wil zeggen dat een kandidaat-detective die een veroordeling opliep, gevolgd door een gratieverlening, niet voldoet aan de hier besproken algemene voorwaarde inzake ‘afwezigheid van veroordeling'.
  • Na een termijn van drie jaar worden bepaalde veroordelingeni automatisch uitgewist. Voor de andere veroordelingeni kan er eerherstel worden bekomen. Deze maatregelen houden in dat de gevolgen van de veroordeling voor de toekomst wegvallen en dat de veroordeling niet meer in de uittreksels van het strafregister mag worden vermeld. Dit wil zeggen dat de kandidaat-detective die een veroordeling opliep, gevolgd door een uitwissing of een eerherstel, wél voldoet aan de voorwaarde inzake ‘afwezigheid van veroordeling'.
  • Wanneer voor een bepaald feit de opschorting van de uitspraak van de veroordeling werd toegekend, betekent dit dat er nooit een veroordeling is geweest. De privé-detective voldoet dus ook in dit geval aan de voorwaarde inzake ‘afwezigheid van veroordeling'.

Afwezigheid van beroepsdeontologische fouten

Zelfs indien de (kandidaat)privé-detective voldoet aan de vereiste van afwezigheid van veroordelingen, kan de Minister van Binnenlandse Zaken hem weigeren wegens bepaalde feiten. De Minister van Binnenlandse Zaken beschikt immers over een bijzondere appreciatiebevoegdheid. Ze houdt in dat hij een vergunningi kan weigeren wegens de door de detective of kandidaat-detective gepleegde feiten, die een ernstige tekortkoming van de beroepsdeontologie uitmaken en daarom raken aan het vertrouwen in de betrokkene.

Het kan bijvoorbeeld gaan om feiten die op strafrechtelijk vlak betrekkelijk onschuldig zijn en daarom gewoon worden geseponeerd (zelfs al zijn ze duidelijk aangetoond) of het voorwerp uitmaken van een minnelijke schikking. Wanneer die feiten echter worden geëvalueerd op deontologisch vlak (moraliteit, betrouwbaarheid, geloofwaardigheid en eerlijkheid op moreel, financieel en professioneel gebied) kunnen zij wel een weigering motiveren.

Nationaliteitsvereiste

De privé-detective dient onderdaan te zijn van een lidstaat van de Europese Unie.

Onverenigbare activiteiten

Er zijn een aantal activiteiten, waarvan de uitoefening onverenigbaar is met het beroep van privé-detective. Uit de lezing van de wet blijkt duidelijk dat het moet gaan om activiteiten die gelijktijdig met het detectiveberoep worden uitgeoefend. Wie nog geen detective is en op het moment van de aanvraag zulke activiteiten verricht, kan op basis van deze bepaling geen vergunningi worden geweigerd. Het volstaat dus dat de kandidaat-detective in de loop van de administratieve procedure te kennen geeft deze activiteiten onverwijld te zullen staken vanaf het ogenblik dat hem een vergunningi wordt toegekend. Men mag immers niet verwachten dat de kandidaat zijn werkzaamheden, die onverenigbaar zijn met het beroep van detective, stopzet in het vooruitzicht van een onzekere machtiging.
In de praktijk komt het voor dat de minister in zo'n geval een ‘voorwaardelijke vergunning' toekent. Deze krijgt slechts uitwerking vanaf het ogenblik waarop de geviseerde activiteiten ook daadwerkelijk worden stopgezet en de onverenigbaarheid dus ophoudt te bestaan.

Activiteiten in de bewakings- en beveiligingssector

De detective mag niet gelijktijdig activiteiten uitoefenen in een bewakingsonderneming, een beveiligingsonderneming, een interne bewakingsdienst, een onderdeming voor veiligheidsadies. Zonder deze onverenigbaarheid zouden bewakingsondernemingen al te gemakkelijk gebruik kunnen maken van de toegang die hun personeel als bewaker heeft in de gebouwen van hun klanten om daar opsporingswerk te verrichten. Beveiligingsondernemingen zouden hiervoor door hen geplaatste detectiemicro's kunnen aanwenden. Dit heeft de wetgever duidelijk willen vermijden. Een gelijkaardige onverenigbaarheid werd voorzien in de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. De samenlezing van beide bepalingen heeft de volgende praktische consequenties:

  • Ondernemingen en diensten bedoeld in de voornoemde wet mogen geen privé-detective in dienst hebben, zelfs al verricht deze laatste geen bewakings- of beveiligingsactiviteiten. Privé-detectives kunnen zelfs niet in de raad van bestuur zetelen van dergelijke ondernemingen of enige functie waarnemen binnen een interne bewakingsdienst.
  • Privé-detectives mogen geen bewakings- of beveiligingsactiviteiten uitoefenen, tenzij het activiteiten betreft die niet onder het toepassingsgebied van de bewakingswet vallen.
  • Het (leidinggevend) personeel van de voornoemde ondernemingen en diensten mag geen werkzaamheden verrichten die tot het takenpakket van de privé-detective behoren, zelfs niet sporadisch of éénmalig.
  • Bewakingsagenten, bestuurders van de voornoemde ondernemingen en diensten kunnen wél bestuurder zijn van een ondernemingi die zich tot doel heeft gesteld opsporingsactiviteiten te verrichten. Deze personen kunnen echter niet zelf deelnemen aan opsporingsactiviteiten.

Dit cumulverbod heeft tot gevolg dat bewakings- en beveiligingsondernemingen voor hun opsporingsbehoeften een beroep zullen moeten doen op een vergunde detective die niet tot de ondernemingi behoort.
Wat de interne bewakingsdiensten betreft, is de situatie iets genuanceerder. Ook deze diensten mogen geen detectives in hun rangen opnemen. Maar niets belet een ondernemingi met een interne bewakingsdiensti private speurders als werknemer te engageren. De enige voorwaarde is dan dat deze detectives geen deel uitmaken van die specifieke bewakingsdienst.

Activiteiten in verband met wapens

De privé-detective mag geen activiteiten verrichten die betrekking hebben op:

  • de handel in wapensi en munitie;
  • het vervaardigen van wapens;
  • het dragen van wapens.

Deze onverenigbaarheid heeft tot gevolg dat de detective geen wapensi mag dragen, noch bij het uitoefenen van privé-detectiveactiviteiten noch voor andere activiteiten waarvoor een vergunningi voor wapendracht zou vereist zijn.

Activiteiten tegen de openbare ordei of de veiligheid van de Staat

De detective mag geen activiteit verrichten die, doordat ze door hem wordt uitgeoefend, een gevaar kan opleveren voor de openbare ordei of voor de in- of uitwendige veiligheid van de Staat.
Op grond van deze regel zou men bijvoorbeeld aan betaalde en geregelde tipgevers van politiediensten en (buitenlandse) inlichtingendiensten een vergunningi kunnen weigeren. Ook de actieve deelname aan antidemocratische activiteiten -wat op zich niet strafbaar is- zou op grond van deze regel een weigering kunnen motiveren.
Het zal voor de privé-detective vaak niet mogelijk zijn om uit te maken of hij al dan niet een tot deze categorie behorende activiteit verricht. Veel hangt immers af van de appreciatie ter zake vanwege de Minister van Binnenlandse Zaken, die naar aanleiding van zijn beslissing hierover uitsluitsel geeft.

Toegang tot persoonsgegevens

De wet bepaalt immers dat er automatisch sprake is van een onverenigbaarheid tegen de openbare ordei wanneer de detective tegelijkertijd een beroepsactiviteit uitoefent waarbij hij toegang heeft tot persoonsgegevens. De redenering was de volgende: vele functies, onder andere in de openbare sector, geven toegang tot vertrouwelijke inlichtingen. Dit is bijvoorbeeld zo voor personen die het Rijksregister kunnen raadplegen. Het zou vanzelfsprekend onduldbaar zijn dat een persoon die beroepsmatig over deze inlichtingen kan beschikken, in de verleiding zou komen om ze in de hoedanigheid van detective én met andere oogmerken aan te wenden.
Op deze regel bestaat één uitzondering. Het gaat om beroepen waarvan de detective-activiteit een inherent bestanddeel uitmaakt. Met deze bepaling wordt bijvoorbeeld verwezen naar de situatie van de verzekeringsinspecteur. Deze toedrachtsonderzoeker/detective krijgt -via de dossiers die hem ook buiten zijn functie van detective worden overgemaakt- toegang tot persoonsgegevens.
Detectives die zich op deze uitzondering beroepen, mogen geen enkele detective-activiteit uitoefenen buiten het kader van hun beroep. Wanneer zij dit doen, worden zij onvermijdelijk met de onverenigbaarheid geconfronteerd.

Opleidingsvereiste

zie opleiding

Tijdelijk overstapverbod

Door middel van een overstapverbodi wil men een halt toeroepen aan de ongecontroleerde overgang van leden van reguliere politiekorpsen of bepaalde overheidsdiensten naar het detectiveberoep. Daarom mag de kandidaat-detective in de vijf jaar die aan de toekenning van zijn vergunningi voorafgaan geen lid zijn geweest van het definitieve, tijdelijke of contractuele kader van bepaalde overheidsdiensten. Deze termijn wordt op tien jaar gebracht voor diegenen die werden afgezet of van ambtswege uit hun ambt werden ontslagen.

1° Politiediensten

  • de lokale politie;
  • de federale politie;
  • de diensten die ressorteren onder openbare overheden en instellingen van openbaar nut, waarvan de leden met de hoedanigheid van agent of officier van gerechtelijke politie zijn bekleed;
  • de personen die doordat ze individueel bevoegd zijn om strafbare feiten op te sporen en vast te stellen, met politiediensten worden gelijkgesteld.

2° Inlichtingendiensten

  • de Veiligheid van de Staat bij de FOD Justitie;
  • de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid bij de Ministerie van Defensie.
  • elke openbare dienst, die speciaal wordt belast met de inzameling en verwerking, uitgevoerd met het oog op de veiligheid, van gegevens over personen, groepen en gebeurtenissen.

3° Andere:

  • de Algemene Directie Veiligheids en Preventiebeleid bij de FOD Binnenlandse Zaken;
  • de Algemene Directie Crisiscentrum bij de FOD Binnenlandse Zaken;
  • de Dienst Rijksregister bij de FOD Binnenlandse Zaken;
  • de Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken bij de FOD Binnenlandse Zaken;
  • de Directie Strafregister en Criminalistiek bij de FOD Justitie;
  • de Directie Veiligheid (FOD Buitenlandse Zaken);
  • een overheidsdienst die een opdracht van administratieve of gerechtelijke politie vervult;
  • het beroeps-, aanvullend, tijdelijk of hulpkader van de militaire politie of een eenheid van de speciale verkenningseskadrons van de Belgische Strijdkrachten;
  • een rechter;
  • een magistraat bij het openbaar ministerie;
  • een griffier of ander personeelslid van een griffie of parket bij de hoven en rechtbanken.

Leeftijdsvereiste

De detective moet op het moment van de toekenning van de vergunningi ten volle 21 jaar oud zijn. Niets belet echter dat de kandidaat-detective zijn opleidingi aanvat of de vergunningi aanvraagt vooraleer hij 21 jaar oud is. Er geldt geen maximumleeftijd.

Regelgeving: artikel 3, §1, §2 en §4 van de wet.



www.ibz.be
www.besafe.be



 
Wettelijke bepalingen     Webmaster